top of page
Zoeken

Emma - fragment

  • thierryboonefaes
  • 4 feb 2017
  • 6 minuten om te lezen

Emma draagt de zoveelste emmer van de rivier naar het badhuis. Ze is al de hele dag bezig en het zweet parelt op haar voorhoofd. Haar voeten doen pijn van het vele stappen. Ze moet emmers water brengen van de rivier naar het badhuis en met de lege emmer terug naar de rivier, de godganse dag Zoals alle jonge slaven in dit dorp. In het badhuis warmen andere slaven de emmers op in een grote koperen kuip en gieten die in vier langwerpige stenen baden. Zo kunnen de meesters zich elke dag, de hele dag door, in warm water wassen. De gelukzakken. Emma moet zich in de koude rivier wassen. Als ze tijd heeft en dat gebeurt niet veel. Het badhuis hangt voortdurend vol stoom, een broeierige hitte waardoor je kleren aan je lijf plakken. Na al die jaren is ze nog niet gewend aan die warmte. Tot nu toe heeft ze enkel die grote koperen kuip gezien. Verder is ze nog nooit geraakt. Verder mag ze niet komen. Emma werd verkocht toen ze zeven jaar was. Nu zit ze al bijna acht jaar vast in het slavenkamp. Binnenkort is ze oud genoeg om als huisslaaf te werken. Dat is nog erger. De meesters kunnen immers hun handen niet thuis houden. Wie weet welke vuile werkjes ze daar moet opknappen.

Ze heeft verhalen gehoord van andere slaven. Verhalen vertellen als ze 's avonds in bed liggen, is de enige ontspanning in het dorp. De oudste slaven geven hun kennis door aan de nieuwelingen. Zo leer je om te overleven in deze verraderlijke wereld.

De was doen, water dragen, koken en kuisen zijn de aangenaamste taken om te krijgen. De taken waarvoor je een moord zou plegen of je eigen zus zou verraden en af en toe gebeurt dat ook. Maar je hebt ook slaven die de toiletten moeten kuisen, hun meesters moeten wassen of hen koelte toewuiven. Als je je werk niet goed doet, krijg je slaag. Soms ook als je het werk goed doet. De mooiste meisjes moeten zelfs het bed delen met hun meester. Of met hun gasten. In het dorp zijn niet veel slaven die meer dan dertig zomers hebben meegemaakt en dat zijn meestal mannen. De oudste en lelijkste vrouwen worden naar de goudmijnen gestuurd. Een doodvonnis. Het is zwaar werk en heel gevaarlijk. Mijnschachten de inzakken, giftige dampen die vrij komen. In deze streek zit veel goud. Daar halen de meesters hun rijkdom vandaan. Geld waarmee ze slaven kopen. Slaven als Emma. Die slaven gebruiken ze dan om nog meer goud te kunnen verzamelen. En zo gaat het altijd door. Ze moet hier weg zijn voor ze haar naar de mijnen sturen.

Emma weet van zichzelf niet of ze mooi of lelijk is. Ze heeft geen spiegel, geen mooie kleren, zelfs geen kam. Hoe kan ze dan mooi zijn?

Het bed delen met zo'n vieze oude man is vast geen pretje. Maar de mijnen zijn nog erger. De meeste slaven sterven al na een paar jaar. Helemaal uitgeput door het harde en vuile werk, heeft ze gehoord. Ze heeft alleszins nog niemand zien terugkeren uit de mijnen

Emma zal dat niet laten gebeuren, ze zal ontsnappen. Ze weet alleen nog niet hoe. En waar moet ze heen? Ze is de laatste acht jaar niet meer buiten het slavendorp geweest. Ze heeft hulp ...

“Jij, daar! Stop met luieren! Of je krijgt van de zweep!”, roept een opzichter naar Emma.

Ik moet opletten. Stoppen met dagdromen, denkt Emma. Ze neemt haar emmer terug vast en loopt verder naar het badhuis. Daar giet ze haar emmer in de koperen kuip en wist het zweet van haar voorhoofd. Hoeveel emmers al vandaag? Ze is de tel al lang kwijt. Tot Het Duister wordt, moet ze ze werken. Elke dag. Ze krijgt enkel rust om iets te eten. Eten die andere slaven klaar maken. Maar veel stelt het niet voor. Elke avond een stoofpotje, maar het is eigenlijk water met een paar brokjes vlees in en soms een beetje groenten. Restjes van restjes. De slaven die hoger in rang staan, zoals de opzichters, krijgen de beste resten van wat de meesters niet op krijgen. De slaven die lager staan, krijgen wat daar nog van over blijft. Daarom is Emma ook zo mager. Mager en toch gespierd door het harde werk. Spieren die ze zeker gaat gebruiken, als ze de kans krijgt.

Veel vrienden heeft ze hier niet. Enkel Toby beschouwt ze als een vriend. Het is niet slim om vrienden te maken en niet gemakkelijk. Die kunnen je verraden bij de meesters. De meeste slaven blijven niet lang in dit dorp. Soms verraden andere slaven je om in de gunst van de meester te komen. Om beter eten te krijgen. Of een ander soort werk. Het is dus gevaarlijk om veel over jezelf te vertellen of je plannen. Maar bij Toby is het anders. Hem vertrouwt ze, ook al is hij hoger in rang dan haar. Samen zullen ze hier weg geraken. Dat heeft hij beloofd. Maar wanneer?

“Tsjak!” Een zweep knalt voor het gezicht van Emma.

“Auw!” Emma voelt een brandende pijn in haar linkerarm, net boven haar elleboog. De tweede zweepslag heeft haar geraakt.

“Doorwerken heb ik gezegd!”, roept de opzichter. “Laat dat een les zijn, luilak!”

Emma bloedt, maar ze moet terug aan het werk, een volgende emmer halen naar de rivier. Hopelijk is het vlug donker, want ze is moe. En haar arm doet nu nog pijn ook.

Als het donker is, gooit Emma eindelijk haar emmer aan de kant. Ze heeft haar bed dringend nodig.

“Pssst. Psssst. Emma”

Iemand fluistert haar naam. “Toby?” Toby?! Waar ben je?”

“Hier, achter de struiken. Kom vlug.”

Emma rent gebukt naar de struiken waar Toby op haar zit te wachten. Hij heeft een stuk brood bij. Toby steelt bijna elke dag eten uit de keuken. Als tuinman kan hij dicht bij het huis van de meester komen. Telkens hij de kans krijgt, grist hij iets mee. Hij probeert dat dan altijd te delen met Emma, zo is hij wel. Ze eten vlug het brood op. Elk de helft. Al is het stuk van Emma groter dan dat van Toby. Emma is altijd uitgehongerd na een dag werken. Toby weet dat en geeft haar altijd het grootste stuk.

“Dat was lekker”, smakt Emma. “Maar ik moet vlug terug naar de barak. De wachters zullen alarm slaan, als ze zien dat ik er niet ben. En dan komen we allebei in de problemen.”

“Ik weet het”, zucht Toby. “Maar op een dag zullen we vrij zijn. En dan eten we zo veel brood als we willen. En blijven we de hele nacht buiten.”

“Ik hoop het!” Emma geeft een kusje op de wang van Toby en snelt terug naar de barak. Haar slaapplaats. Ze slaapt daar samen met twintig andere slaven. Van zes tot vijftien jaar. Emma is met haar vijftien jaar nu de oudste. Vorige maand was dat nog Sandra, maar zij is verkocht aan een andere meester. Een vieze oude man, met gele tanden en een stinkende adem. Hopelijk is hij een betere meester dan H, Dat is niet moeilijk eigenlijk. Er bestaat geen slechtere man dan hem. Maar bestaan er wel goede meesters? , denkt Emma. Veel plaats is er niet in de barak. Er staan twee rijen van twaalf bedden, met daartussen een smalle gang. Elke slaaf heeft een strozak en één deken. Niet genoeg tijdens koude nachten, maar dan kruipt iedereen wat dichter bij elkaar. Emma doet voorzichtig de deur open. De klink piept een beetje. Het is rustig. Iedereen slaapt en niemand hoort haar binnen sluipen. Ze loopt op de toppen van haar tenen, blootsvoets, haar oude sandalen houdt ze in haar handen. Gelukkig slaapt iedereen. Vlug in bed.

“Hahahahahaha!” Een kille lach snijdt door de lucht. “Dacht je nu echt dat ik niet zou merken dat je nog buiten zat?! En het is niet de eerste keer. Dat zal de meester niet graag horen of misschien juist wel.”

De opzichter. Wat nu? Opnieuw zweepslagen?

Emma kijkt vlug rond op zoek naar een uitweg. Hoewel ze weet dat er geen is. De barak heeft maar één ingang en de opzichter blokkeert die. “Ik kon er niets aan doen. Ik was mijn emmer kwijt. Ik moest hem nog zoeken”, liegt Emma.

“Leg het maar uit aan de meester. Meekomen. Nu!”, eist de opzichter. Hij vouwt zijn armen voor zijn borst en staart haar glimlachend aan. Hij is het gewoon dat zijn bevelen worden opgevolgd. De zweep die aan zijn heup hangt is natuurlijk een goed argument.

Emma gaat vlug mee. Anders wordt de straf alleen maar erger.

 
 
 

Opmerkingen


© 2023 by Jessica Priston. Proudly created with Wix.com

bottom of page